Oog in oog met Rembrandt, Rubens en Titiaan
Van 23 maart t/m 28 juli 2013 is in het Frans Hals Museum een bijzondere tentoonstelling over Frans Hals te zien. Voor het eerst worden sleutelstukken van Frans Hals getoond te midden van schilderijen van beroemde collega’s als Titiaan, Rembrandt, Van Dyck, Jordaens en Rubens. De presentatie plaatst Hals’ virtuoze penseelwerk in een breder verband, evenals de directheid waarmee hij zijn onderwerpen in beeld bracht. De tentoonstelling werpt daarmee een nieuw licht op Hals’ ambities en positie in de 17e eeuw. Een tijd waarin het ontwikkelen van een eigen stijl en het overtreffen van andere meesters een belangrijk streven was voor schilders. De schilderijen zijn afkomstig uit onder meer the National Gallery in Londen, het Prado in Madrid, het Louvre in Parijs en diverse particuliere collecties. Met de tentoonstelling FRANS HALS. Oog in oog met Rembrandt, Rubens en Titiaan viert het Frans Hals Museum dat ze in 2013 100 jaar bestaat.
De Luitspelende Nar, Frans Hals, Louvre
Lange tijd is gedacht dat Frans Hals in de 17e eeuw nauwelijks bekend was buiten Haarlem. Dat hij pas in de 19e eeuw beroemd werd toen de Frans kunstcriticus Théophile Thoré-Bürger hem herontdekte en kunstenaars als Vincent van Gogh en Edouard Manet hun bewondering voor hem uitspraken. Nieuw onderzoek toont echter aan dat hij ook in de 17e eeuw al hoog werd gewaardeerd door enkele van de meest vooraanstaande schilders en kunstliefhebbers in Europa.
In zijn eigen tijd werd Hals vooral geprezen om zijn trefzekere, losse manier van schilderen en de opvallende levensechtheid van zijn schilderijen. Een losse schilderstijl – of ‘ruwe manier’ zoals het in de zeventiende eeuw werd genoemd – vereiste veel ervaring. Volgens de schilder en schrijver Karel van Mander was het slechts weinigen gelukt om succesvol ‘ruw’ te schilderen; het beste voorbeeld was het late werk van de Italiaanse schilder Titiaan. Frans Hals – die waarschijnlijk een leerling was van Karel van Mander – waagde zich al vroeg in zijn carrière aan een virtuoze, losse schildertrant en paste die met verve toe in zijn genrestukken uit de jaren 1620 en 1630.
In Antwerpen, waar Hals in 1616 enige maanden woonde, gebruikten met name Anthony van Dyck en Jacob Jordaens een zeer losse manier van schilderen bij het maken van olieverfschetsen. Van Dyck was in Nederland in 1632 en lijkt niet alleen in Haarlem te zijn geweest, maar zelfs een schilderij gemaakt te hebben dat geïnspireerd was op een werk van Hals. Van Dyck’s portret van de Franse kunsthandelaar François Langlois doet sterk denken aan Hals’ schilderij van Pekelharing (een drankzuchtig toneelkarakter). Van Dyck liet de handelaar zelfs lachen met onblote tanden – iets wat destijds werd gezien als ongepast voor beschaafde lieden en Van Dyck verder nooit meer heeft toegepast.
De Lachende Man, Rembrandt, Mauritshuis
De tentoonstelling toont Hals’ vernieuwingen voor het eerst in relatie tot werk van zijn beroemde voorgangers en tijdgenoten en onderzoekt zowel wat hij deelde met deze andere meesters als wat hem bijzonder maakt. De tentoonstelling is opgedeeld in diverse thema’s. Er wordt ingegaan op het werk van beroemde voorgangers als Titiaan, op zeventiende-eeuwse ideeën over stijl en op de uitdaging andere meesters te overtreffen. Vervolgens krijgt de bezoeker de kans om werk van grootmeesters als Van Dyck, Rubens en Hals met elkaar te vergelijken. Er is ook een bijzonder levendige selectie genrestukken te zien waarin het virtuoze penseelwerk van Hals en de mimiek van zijn lachende figuren gecontrasteerd wordt met soortgelijke halffiguren van Van Baburen, Jordaens en Van Dyck. De late regentenportretten van Hals gaan de dialoog aan met portretten van de enige zeventiende-eeuwse meester die met eenzelfde bravoure durfde te schilderen: de late Rembrandt.