Schilderijen en Tekeningen
De schilder Herman Kruyder (1881-1935) behoort tot de belangrijkste schilders van zijn tijd. Vanaf 1916 schilderde hij in een geheel eigen expressionistische stijl met platte vlakken, zware contouren en intense kleuren. Kruyders voorstellingen variëren van betoverende, idyllische taferelen waarin de verwondering over de schoonheid van de natuur doorklinkt, tot nachtmerrieachtige scènes die zijn eigen angsten en geestelijke inzinkingen weerspiegelen. Op de tentoonstelling waren 15 schilderijen en 35 aquarellen te zien uit de grote collectie van het Frans Hals Museum|De Hallen Haarlem. Hieronder bevonden zich één schilderij en vijf aquarellen die zijn aangekocht uit het legaat van Bella van Tussenbroek. Deze werken waren nog niet eerder geëxposeerd.
Na een opleiding als glazenier aan de Haarlemse School voor Kunstnijverheid (1900-1904) ging Kruyder in 1907 als vrij kunstenaar in Haarlem wonen. Hij kopieerde oude meesters in het Frans Hals Museum en werd lid van verschillende kunstenaarsverenigingen. Belangrijk was de ontmoeting met de schilder Henri Boot. Diens streven ‘het wezen der dingen’ uit te drukken had grote invloed op hem. In deze jaren schilderde Kruyder impressionistische bos- en weidelandschappen in de omgeving van Haarlem en Heemstede.
Vanaf 1916/17 wordt de invloed zichtbaar van nieuwe stromingen in de schilderkunst, zoals het expressionisme en het kubisme. Hij ontwikkelde een geheel eigen expressionistische stijl met platte vlakken, stevige contouren en intense kleuren. Volgens een recensie uit 1921 had Kruyder zich ‘een eerste plaats veroverd temidden der modernen’.
De Brief, Herman Kruyder
Het leven van Herman Kruyder speelde zich in hoofdzaak af in de stilte van landelijke dorpen als Heemstede, Bennebroek en Blaricum. Daar vond hij zijn motieven: het dorp en de mensen, de dieren, de bomen en de bloemen. In de loop van de jaren twintig veranderde het karakter van zijn werk sterk. De aanvankelijk poëtische taferelen van mensen, dieren en natuur, worden steeds beklemmender. De angsten en depressies van de kunstenaar worden duidelijk voelbaar in zijn werk.
In 1927 vestigde Kruyder zich in kunstenaarsdorp Blaricum. Daar had hij veel contact met de schilder Leo Gestel en de kunstverzamelaar P.A. Regnault, die vanaf 1929 regelmatig werk van Kruyder kocht. Eind jaren twintig wordt zijn manier van werken realistischer, soms bijna naïef, en doet denken aan de beroemde Franse kunstenaar Henri Rousseau. Het beangstigende karakter van het werk verdwijnt echter niet. Zo ontstaat in deze tijd een serie grote dieren, die met hun plompe en gedeformeerde vormen een sfeer van duistere driften uitstralen. Deze intense, vaak ongrijpbare voorstellingen maken Kruyders werk buitengewoon persoonlijk. Het zijn beelden die beklijven.
Het Jongetje, Herman Kruyder