Allegorie op de vergankelijkheid
Allegorie op de vergankelijkheid
Allegorie op de vergankelijkheid
Door Hendrick Gerritsz Pot
Allegorie op de vergankelijkheid
Allegorie op de vergankelijkheid
Allegorie op de vergankelijkheid
Omringd door al haar kostbare bezittingen staat een jonge vrouw met een brief in haar handen. De bedstee, de hond en de omgekeerde luit wijzen erop dat de voorstelling met liefde te maken heeft. Op de stoel rechts liggen een jas en een hoed van een man. Met een verleidelijke blik in haar ogen nodigt de vrouw ons uit deel te nemen aan haar zondige wereld, niet opmerkend dat de oude vrouw achter haar een schedel en een verwelkte bloem ophoudt. Dit wijst op de vergankelijkheid van de jeugd, de aardse schoonheid en rijkdom. De kunstenaar baseerde zijn schilderij waarschijnlijk op een prent naar Jacob de Gheyn, met de tekst: ‘Gout, Gesteenten, Ryckdom en all’u costelycke vaeten, wanneer de Doot comt aen, wat sullen sy u baeten?’