Humor in de Gouden Eeuw
Zelden zijn er meer humoristische schilderijen gemaakt dan in de Nederlandse Gouden Eeuw. Ondeugende kinderen, dwaze boeren, malle dandy’s en drinkebroers, kwakzalvers, koppelaars, luie dienstmeiden en lustige dames – ze figureren in groten getale in topstukken uit de Gouden Eeuw. De tentoonstelling De kunst van het lachen. Humor in de Gouden Eeuw biedt voor het eerst een overzicht van humor in de Nederlandse zeventiende-eeuwse schilderkunst. Deze tentoonstelling is van 11 november 2017 tot en met 18 maart 2018 te zien in het Frans Hals Museum.
Frans Hals wordt vaak ‘de meester van de lach’ genoemd. Als geen andere schilder uit de Gouden Eeuw wist hij in zijn portretten een levendigheid aan te brengen waardoor het lijkt alsof zijn modellen zomaar vanuit het verleden naar het nu kunnen stappen. Meer nog, Hals durfde als een van de weinigen in de zeventiende eeuw – vaak volkse – figuren met een gulle lach te schilderen, met de tanden bloot. In zijn genreschilderijen namen vrolijkheid en scherts een prominente plaats in. Kunstenaars uit de Gouden Eeuw hebben humor veelvuldig gebruikt in hun werk. De humor die in de werken besloten ligt moet voor tijdgenoten gemakkelijk herkenbaar zijn geweest. Nu – eeuwen later – zijn de beeldgrappen uit de Gouden Eeuw soms lastig te ontrafelen. Met name in de afgelopen twintig jaar is hier veel nieuw onderzoek naar gedaan, en beginnen we zicht te krijgen op de volle breedte en diepte van de zeventiende-eeuwse humor.
In 2011/2012 organiseerde het Frans Hals Museum de tentoonstelling De Gouden Eeuw viert feest. De aankomende tentoonstelling De kunst van het lachen. Humor in de Gouden Eeuw is de pendant van dit tweeluik over de vrolijke kant van de Hollandse zeventiende-eeuwse schilderkunst en samenleving, een aspect waaraan in het bijzonder Haarlemse kunstenaars een grote bijdrage geleverd hebben.
Frans Hals, Peeckelhaeringh, ca 1640, Schloss Wilhelmshöhe, Kassel, Germany
De tentoonstelling omvat circa zestig topstukken uit binnen- en buitenland van de hand van schilders als Rembrandt, Frans Hals, Jan Steen, Judith Leyster, Adriaen Brouwer, Gerard van Honthorst, Jan Miense Molenaer en Nicolaes Maes. In De kunst van het lachen worden acht specifieke thema’s belicht waaronder liefde en lust, kattenkwaad en boertigheden. De tentoonstelling sluit af met autobiografische humor: beeldgrappen waarin de schilder zelf de hoofdrol speelt. Daarnaast zal een kleine selectie getoond worden van de in de zeventiende eeuw razend populaire moppenboekjes, die de reputatie van de Hollanders als een bijzonder vrolijk en humoristisch volk onderstrepen. Volgens een Italiaanse tijdgenoot, de in de Nederlanden woonachtige schrijver Lodovico Guicciardini, waren Nederlanders: ‘seer ghesellich, ende boven al boerdich, boetsachtich ende kluchtich van woorden, maer somtijdts te veel.’
Gerrit van Honthorst, Een lachend Meisje, ca 1625, Saint Louis Art Museum, Missouri, USA